'De keten is niet alleen vol; het systeem is kapot'

Lang voordat ik bij de MDHG ging werken, wist ik eigenlijk helemaal niets over de maatschappelijke opvang in Amsterdam. Maar net als vrijwel alle Amsterdammers wist ik wel waar ik heen kon gaan als ik ooit dakloos zou worden: naar het Leger des Heils op de plek waar de Spuistraat en de Nieuwezijds Voorburgwal samenkomen. Daar had iedereen de daklozen wel eens voor de deur op een slaapplek zien wachten, en als dakloze zou dat het eerste zijn waar ik behoefte aan had. Daar werkten ook mensen die wisten wat je met welke instantie moest regelen en waar je voor welk probleem kon aankloppen. Kortom: precies wat hulpverlening in een notendop is.

Ideaal was het niet, want -los van de onrust op deze slaaplocatie- was er weinig coördinatie tussen alle instellingen, die ieder op een eigen deelgebied werkten. Het had weinig zin om bij de schuldsanering aan te kloppen als je al je geld direct weer in een pijpje stopte, en een nieuw huis behouden is lastig als je ’s nachts vanwege onbehandelde trauma’s met luid gekrijs je demonen probeert te verjagen.

Trajecten

Dus kwamen er trajecten, waarbij dit alles onder regie van de GGD in samenhang moest gebeuren. Wanneer problemen onoplosbaar bleken, waren er speciale woonvoorzieningen; anders wachtte er -als alle problemen waren opgelost- aan het einde een sociale huurwoning. Dat werkte een tijd heel goed, al was het maar omdat dit zogenaamde ‘Plan van Aanpak’ gepaard ging met extra geld vanuit de Rijksoverheid. Iedereen op straat kreeg een persoonlijke aanpak, waarbij rekening werd gehouden met de behoeftes die mensen zelf hadden. Er was een tijd, nog niet zo lang geleden, dat de gewone Amsterdammer zich verwonderd afvroeg waar alle daklozen waren gebleven. Nou, in een traject dus, of al gewoon in een woning.

 

Suboptimaal

Ondertussen triomfeerde echter de marktwerking in het woonbeleid en nam het aantal sociale huurwoningen drastisch af. Daardoor zaten er wel veel mensen in de maatschappelijke opvang, maar stroomden er steeds minder mensen uit. En omdat er nog steeds -en meer- mensen dakloos werden, stokten al die trajecten op steeds meer onderdelen. Een leiding met een verstopping aan het einde raakt immers langzaam vol. Het werd daarom steeds lastiger om in de juiste voorziening te komen, omdat die plek bezet werd gehouden door mensen die wachtten op een woning. Als je geluk had, wist je hulpverlener een geitenpaadje te vinden en kreeg je een plek die misschien niet optimaal was, maar dat is beter dan niets. Zodat degene voor wie die plek wel ideaal zou zijn geweest, moest hopen dat zijn hulpverlener ook zo’n geitenpaadje wist te regelen. En zo zaten steeds meer mensen op plekken die eigenlijk niet helemaal aansloten bij hun behoeftes. Wel knap van je hulpverlener, want het kost een hoop tijd om je op zo’n suboptimale plek naar binnen te lullen. Het regelen van een plek nam dan ook steeds meer tijd in beslag van hulpverleners, iets wat uiteraard ten koste ging van het daadwerkelijk helpen met je problemen. Ondertussen werd het ook steeds lastiger om met al die wachtlijsten de samenhang tussen alle hulpverlening te waarborgen, terwijl dat toch het belangrijkste uitgangspunt van het systeem was. Dat is nu zodanig uit de hand gelopen, dat plekken voor een omslagwoning (de laatste stap voordat een woning op eigen naam wordt gezet) in veel gevallen onbezet blijven, omdat personen nog niet op alle vlakken ‘gereed’ zouden zijn.

 

Buiten slapen

Omdat nu ook de doorstroom stokte, werd het steeds drukker bij de instroom. De eerste nachtopvangplekken raakten vol en steeds meer mensen moesten buiten slapen, of alternatieven zoeken met talloze nadelen (denk bijvoorbeeld aan veiligheid). De hulp die in zo’n prachtig trajectplan zou worden gegoten liet daarmee langer en langer op zich wachten. Beide zaken zorgden ervoor dat de problemen van ‘verse dakloze mensen’ in die cruciale eerste periode in een rap tempo groeiden, en zij dus uiteindelijk een veel groter beroep op de hulpverlening moesten doen. Ik heb de afgelopen jaren talloze voorbeelden voorbij zien komen van mensen die er met een bed en wat ondersteuning waarschijnlijk snel weer bovenop waren gekomen, maar na een half jaar op straat al zoveel extra problemen hadden gekregen, dat ook zij uiteindelijk zo’n jarenlang hulpverleningstraject nodig hadden. Los van de onmenselijke consequenties hiervan, verstopte dat de keten alleen nog maar meer.

 

Wachtlijstbegeleiders

De eerste periode waarin iemand op straat belandt is cruciaal, zo wijzen praktijk en wetenschap al jarenlang uit. Daar valt ook de grootste winst te behalen. En dus kwamen er wachtlijstbegeleiders, die in deze periode alvast zoveel mogelijk in gang probeerden te zetten. Je Ziggo-abonnement stoppen scheelt bijvoorbeeld iedere maand al wat geld als je dakloos bent en je aanmelden bij hulpinstanties weer wat wachttijd. Maar met de overvolle situatie in de keten en het gebrek aan uitstroom kon je er op wachten: er kwam een wachtlijst voor de wachtlijstbegeleiders. Op dit moment zijn er ruim 1.000 mensen in Amsterdam met een beschikking voor de maatschappelijke opvang (BV/BT-keten noemen ze het nu, want iedere term in deze sector moet blijkbaar om de zoveel jaar worden vervangen), maar daarvan krijgt slechts de helft daadwerkelijk wachtlijstbegeleiding, waarvan ook nog eens de helft slechts een ‘Vinger-Aan-De-Pols’-traject (waarschijnlijk om te checken of je überhaupt nog leeft).

 

Een kapot systeem

Daarmee zijn we op het punt beland dat de hulpverlening dakloze mensen de twee belangrijkste zaken die zij meteen nodig hebben niet meer weet te bieden: geen dak boven het hoofd en geen ondersteuning. En omdat het er niet op lijkt dat de problemen bij de uitstroom binnen afzienbare tijd zijn opgelost (er zijn de komende jaren waarschijnlijk niet ineens veel meer sociale huurwoningen in Amsterdam beschikbaar), is het voorspelbaar dat het aantal mensen dat door het systeem in de steek wordt gelaten alleen maar zal toenemen.

Dan is het niet voldoende om te zeggen dat de keten vol zit; dan is het systeem kapot.

Plakband

Natuurlijk doen heel veel mensen hun best om met plakband het zinkende schip nog enigszins in de vaart te houden. Neem de wachtlijst voor de wachtlijstbegeleiders. Daarvoor hebben de aanbieders een plan bedacht waarbij toch iedereen wachtlijstbegeleiding krijgt, maar waarbij slechts 250 mensen een ‘echte’ wachtlijstbegeleider krijgen. De ruim 800 andere mensen moeten het doen met twee dagen in de week naar een inloophuis gaan, waar ze dan met vragen terecht kunnen. Verder krijgen ze eens per maand een telefoontje met de vraag hoe het met ze gaat, en om te horen op welke plek ze op de wachtlijst staan. “Collectieve wachtlijstbegeleiding” noemen ze dat. Bij zowel buurtteams als organisaties voor cliëntondersteuning is de angst groot dat zij hierdoor nog veel meer aanloop krijgen dan nu al het geval is.

De kosten van dit wachtlijstbegeleidingsidee bedragen overigens 4,5 miljoen euro per jaar, een bedrag waarvoor je volgens mij gemakkelijk een kantoor kunt openen waar je duizend mensen volledige wachtlijstbegeleiding kunt bieden. Zelfs een ploeg outreachende werkers moet daarvan nog te betalen zijn.

En neem het gebrek aan nachtopvang: ook daarvoor zijn plannen gemaakt om het tekort net wat minder nijpend te maken. Deze LDO (laagdrempelige opvang) moet plek bieden aan zo’n 300 mensen. Daar lijkt niet veel op af te dingen, vooral omdat de gelukkigen een eigen kamer met sanitair krijgen en er 24 uur per dag terecht kunnen (wensen die we bij de MDHG al jarenlang verwoorden).

Het betonrot

Bij zowel de wachtlijstbegeleiders als de LDO is de capaciteit echter ruim onvoldoende om aan de vraag te voldoen. En wanneer dat het geval is, wordt het middel ingezet dat voor het betonrot van het hele systeem zorgt: triage aan de voorkant.

Zo kom je voor een echte wachtlijstbegeleider pas in aanmerking bij een crisis (wat dakloosheid volgens mij overigens per definitie altijd is) of bij risicovol onbegrepen gedrag, maar zal het merendeel van de begeleiders alleen in actie komen voor mensen die binnen vier tot zes maanden bij een instelling kunnen worden geplaatst. Aangezien de wachttijden al snel oplopen tot een jaar of twee, moet je het dus heel lang doen met twee keer per week de mogelijkheid om in een inloophuis advies te krijgen, en word je in die tijd eens per maand gebeld om te horen dat het allemaal niet opschiet.

Volgens de plannen verloopt de triage voor de LDO dan weer via ‘geoorloofde verwijzers’, waarbij ‘een uitstroomperspectief aan de achterkant’ een voorwaarde is. Aangezien deze vorm van opvang kortdurend dient te zijn (3 tot 12 maanden), betekent dat dat je hiervoor dus alleen in aanmerking komt wanneer er zicht is op een plek in de reguliere BV/BT-keten, of op de hoofdprijs van een kraslot. Daarmee is de triage van de LDO overigens nog niet voorbij. Afhankelijk van allerhande kenmerken kom je in de LDO-regulier, LDO-uitstroom of LDO-Intensief en krijg je begeleiding van een wachtlijstbegeleider, een ambulant begeleider of begeleiding van de LDO zelf.

Laagdrempelig

Echt laagdrempelig kun je deze opvang dan ook niet noemen, en daarom wordt er druk nagedacht over een andere naam. Echte laagdrempelige opvang dient er namelijk wel te zijn, zo onderstreepte de rechtbank Limburg recentelijk. In een zaak tegen de gemeente Maastricht motiveerde de rechter dat de eiser wel gewoon toegang tot de opvang had moeten krijgen, omdat:

“Het hier gaat om een algemene voorziening die naar haar aard in beginsel voor iedereen vrij toegankelijk dient te zijn, zonder voorafgaand diepgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers. Daarmee heeft de dag- en nachtopvang feitelijk een vangnetfunctie die dient te voorkomen dat daklozen gedwongen op straat overnachten.”

Tja, en dat soort opvang hebben we in Amsterdam niet meer. Dus zijn er nu plannen om voor de LDO, die dus in feite voor de BV/BT-keten is geplaatst, nog een nieuw bouwwerk neer te zetten: de NO (Nachtopvang).

Ook daar is op zichzelf weinig op af te dingen: hoe meer mensen een plek hebben om binnen te slapen, hoe beter. Maar omdat ook dat niet voor iedereen kan gelden, is er weer een triage aan de voorkant.

Omwille van de leesbaarheid van dit stuk (en omdat er nog volop over gediscussieerd wordt), laat ik de criteria even buiten beschouwing. De Limburgse rechter zal er echter niet tevreden mee zijn, want het voorkomt nog steeds niet dat daklozen gedwongen worden op straat te overnachten.

Als burger van de stad ziet u misschien gewoon een mens die geen andere uitweg ziet dan op straat te verblijven; de hulpverlening ziet zelfredzame en niet-zelfredzame daklozen, regiogebonden en niet-regiogebonden daklozen, rechthebbende en niet-rechthebbende EU-burgers, wlz’ers en wmo’ers, LVB’ers en niet-LVB’ers, LHBTQ+’ers en hetero’s, druggebruikers en niet-gebruikers, ex-gedetineerden en niet ex-gedetineerden, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Voor al die verschillen zijn weer verschillende routes, want alle voorzieningen zijn weer speciaal voor verschillende doelgroepen. En om vast te stellen of iemand dan wel echt recht heeft op die voorziening, wil een heel aantal hulpverleners en ambtenaren telkens weer een gesprek voeren om dat vast te stellen. Dat gebeurt niet één keer, maar in heel veel gevallen wel tien tot twintig keer.

“Hertriage”

In veel gevallen heeft trouwens helemaal niemand iets aan zo’n gesprek, want na de triage volgt de wachtlijst. En als je in de tussentijd een jaar op straat hebt moeten zien te overleven, kan je zomaar van niet-gebruiker in gebruiker zijn veranderd, een justitieel traject ingeloodst zijn of is er -heel gek- plotseling sprake van agressie richting de hulpverlening, wat iedere plek onzeker maakt. In al die gevallen moet nieuwe triage uitmaken in welke categorie je dan nu weer bent te plaatsen, en zit je op een plek die al helemaal niet meer past.

Hoe dan wel?

Hoe moet het dan wel? Daar is uiteraard geen eenvoudig antwoord op te geven, omdat we bijvoorbeeld nog steeds liever ieder jaar ruim 100 miljoen dieren in de landbouw laten schijten dan dat we huizen bouwen. Housing First -en dan bij voorkeur het originele idee van iemand direct een huis geven in plaats van de ingewikkelde variant die we hier hanteren- is bewezen de beste methode. Maar dezelfde gedachte kan ook grotendeels worden toegepast op de opvang. Houd op met je triages aan de voorkant, geef iemand gewoon een plek om binnen te slapen en ga met diens problemen aan de slag. Alle tijd die je mensen binnen laat zijn kunnen ze gebruiken om de rust te vinden om hun leven weer op te pakken; alle tijd die je mensen buiten laat doorbrengen verergert de problemen.

Scheiden van zorg en woning

Het merendeel van de triages wordt gehouden omdat we wonen en zorg aan elkaar hebben gekoppeld en iedere plek voor een specifieke doelgroep hebben bestempeld. Pas als mensen daar na ellenlang wachten zijn ondergebracht, gaan we serieus met hun problemen aan de slag en voelen instellingen zich verantwoordelijk. Terwijl: als al die slaapvoorzieningen, opvangplekken of woningen (je zou daar nog best wat woonstappen voor kunnen verzinnen) nou eens geheel onafhankelijk van de zorg komen te staan, dan kun je gewoon met de problemen aan de slag.

Of iemand dan onder de Wet Maatschappelijke Opvang (WMO) of de Wet Langdurige Zorg (WLZ) valt is een probleem dat de overheid maar zelf administratief moet oplossen, want voor de hulpverlening maakt dat niet zo gek veel uit. Het Rijk, het zorgkantoor en de gemeente moeten onderling maar gewoon facturen op en neer sturen, maar val daar de hulpverlening niet mee lastig.  

De meeste dakloze mensen zullen een voorziening als nu bij de LDO voor ogen staat for the time being wel prima vinden. Het zou ze juist rust geven als ze niet iedere keer weer moeten verkassen. Laat de hulpverlening hen daar opzoeken, of laat ze vandaar naar de hulpverleners gaan. En misschien is het wel verstandig om iemand met een dubbele diagnose niet direct naast een moeder met kind te plaatsen, maar laten we niet doen alsof we de rest van de stad ook keurig gesorteerd hebben aan de hand van GGD-criteria.

Hulpverlening en bed centraal

De hulpverlening en een bed dienen weer centraal te staan, niet de triage. Je kunt wel roepen dat iemand zelfredzaam is, maar als het de persoon niet lukt om van straat te geraken, heb je mooi de gelegenheid hem daarbij te helpen zolang hij binnen slaapt. Een Zeeuw zonder regiobinding kun je wel zeggen dat ie in Vlissingen moet zijn, maar de kans dat ie overtuigd raakt dat dit de beste optie is, daar de juiste hulp vindt en daar ook daadwerkelijk aankomt, is klein wanneer je dat alleen maar vanachter een balie mededeelt. Maar bovenal: hoe iemand zich tijdens een hulpverleningstraject ontwikkelt, laat zich vaak moeilijk voorspellen. Als iemand bij iedere onverwachtse ontwikkeling weer z’n spullen moet pakken en moet wachten op een plek elders, begint alles iedere keer weer van voren af aan. Dat is niet alleen schadelijk voor de persoon zelf; het is ook niet vol te houden in een keten die al overvol is.

Je zult in plaats van triage aan de voorkant dus veel meer moeten kijken naar waar de persoon op dat moment het beste bij geholpen is. De angst voor een dergelijk systeem is dat iedereen die zich meldt uiteindelijk het volle pakket aan hulpverlening in Amsterdam opeist, maar dat lijkt me niet nodig. Ten eerste zit het merendeel van de mensen helemaal niet te wachten op meer bemoeienis met hun leven, maar willen ze wel geholpen worden met waar ze zelf niet uitkomen. En juist als je goed kijkt naar de behoeftes van personen, kan je ook vaststellen wanneer je iemand met goed fatsoen (en effectief!) naar Vlissingen kunt sturen, of iemand een keuze laat maken uit de opties die zijn gevonden. Daarbij hoef je niet per se op het afwerken van een heel traject in te zetten. De Amsterdammer die na een flinke mentale dip weer rust heeft gevonden, kan misschien wel in Hoofddorp op een studentkamer terecht. Waarschijnlijk dat hij of zij op meer had gehoopt, maar dat zal ie dan toch echt verder zelf moeten zien te regelen. Zoiets moeten we niet vaststellen als iemand zich in zak en as bij de hulpverlening meldt, maar gedurende het herstelproces. Triage verplaatsen we van de voorkant naar een continu proces binnen de hulpverlening: Wat kunnen we voor je doen? Wat is nog redelijk om van de hulpverlening te verwachten en wat kan de persoon zelf? Is het nog redelijk om je een slaapplek te bieden, of zijn er redelijke alternatieven voorhanden?

Sociale huurwoning

Consequentie van dit alles is dat we ook goed moeten kijken naar de belofte dat er voor iedereen op een gegeven moment een sociale huurwoning in Amsterdam met voorrang beschikbaar is. Als de consequentie daarvan is dat we mensen niet eens meer helpen als ze daadwerkelijk op straat slapen, werkt die belofte uiteindelijk tegen de mensen zelf. Zolang de wooncrisis niet minder wordt, zal de focus voor een deel van de groep erop gericht moeten zijn een suboptimale oplossing te vinden. Zoals er ook Amsterdammers van in de dertig nog bij hun ouders wonen bij gebrek aan een eigen huis.

Er zal nog van alles moeten gebeuren om de wooncrisis iets te verlichten, maar de wooncrisis is niet hetzelfde als de crisis in de Amsterdamse hulpverlening. Door die wooncrisis is het wel hoog tijd om de hulpverlening te hervormen, want het huidige systeem is kapot.

 

Door: Dennis Lahey

Illustraties gemaakt met behulp van ChatGPT